God zal Israëls vijanden vernietigen
1Dit is het lot van Israël, zoals is aangekondigd door de Here, die de hemel heeft uitgespannen en de fundamenten van de aarde heeft gelegd en de geest van de mens in hem heeft gelegd: 2 ‘Ik zal Jeruzalem en Juda als een beker wijn laten zijn waarvan de volken rondom beneveld zullen raken. Zij zullen Jeruzalem belegeren en ook de overige steden van Juda. 3 Jeruzalem zal een zware steen zijn die als een last op de wereld ligt. Al zullen alle volken ter wereld zich verenigen in een poging haar te verwijderen, toch zullen zij allemaal door haar worden verpletterd. 4 Op die dag,’ zegt de Here, ‘zal Ik hun paarden in verwarring brengen en hun ruiters krankzinnig maken. Want Ik zal waken over Juda, maar al haar vijanden blind maken. 5 Dan zullen de leiders van Juda bij zichzelf zeggen: “De bevolking van Jeruzalem heeft kracht ontvangen van de Here van de hemelse legers, hun God.” 6 Die dag zal Ik de leiders van Juda laten zijn als een klein vuurtje dat een bosbrand veroorzaakt, als een fakkel bij een hooiberg. Alle aangrenzende naties links en rechts zullen zij verteren, terwijl Jeruzalem niet van haar plaats zal wijken. 7 De Here zal eerst de rest van Juda de overwinning schenken en Jeruzalem pas daarna. Want Hij wil voorkomen dat de bevolking van Jeruzalem en Davids vorstenhuis zichzelf op de voorgrond zullen plaatsen. 8 Die dag zal Ik Jeruzalems inwoners beschermen. De zwaksten onder hen zullen zo sterk als koning David zijn! En Davids vorstenhuis zal zijn als God, als de engel van de Here die voor hen uit gaat.
9 Want Ik ben van plan alle volken die tegen Jeruzalem oprukken, te vernietigen. 10 Dan zal Ik de Geest van genade en van gebeden uitstorten over Davids vorstenhuis en de bevolking van Jeruzalem. En zij zullen kijken naar Hem die zij hebben doorstoken, en over Hem rouwen als over een enig kind. Zij zullen bitter bedroefd zijn en over Hem rouwen als over hun oudste zoon. 11 Jeruzalem zal nog zwaarder in de rouw zijn dan na de dood van de gelovige koning Josia, die sneuvelde in het dal van Megiddo. 12-14 Heel Israël zal in diepe rouw gedompeld zijn. Het hele volk zal gebukt gaan onder verdriet. Koning, profeet, priester en de gewone man zullen hetzelfde lijden delen. Elk gezin zal zijn verdriet alleen verwerken, mannen en vrouwen apart.’