Beloftes aan de Here
11,2 Toen riep Mozes de leiders van de stammen bij zich en zei: ‘De Here heeft bevolen dat als iemand Hem een belofte doet of een eed aflegt, hij die niet mag verbreken. Degene die de belofte heeft gedaan of de eed heeft afgelegd, moet deze ook precies nakomen. 3 Als een jong meisje dat nog bij haar vader thuis woont, de Here iets belooft en daarmee een verplichting aangaat 4 en haar vader hoort dat, maar zegt er niets van, moet zij haar belofte nakomen. 5 Maar als haar vader haar verbiedt de belofte na te komen of als hij vindt dat de voorwaarden te zwaar zijn, vervalt daardoor haar belofte. Haar vader moet het haar verbieden op de dag, waarop hij voor het eerst van de belofte hoort, dan zal de Here haar vergeven, omdat haar vader weigerde zijn toestemming te geven. 6 Als zij een belofte doet of onnadenkend ergens haar woord aan verbindt en later trouwt 7 en haar man hoort van haar belofte en zegt er niets van op de dag dat hij het hoort, zal zij haar belofte moeten nakomen. 8 Maar als haar man haar belofte niet wil erkennen, zal zijn weigering de belofte ongedaan maken en de Here zal haar vergeven. 9 Maar als de vrouw weduwe is of gescheiden, moet zij haar belofte nakomen. 10 Als zij getrouwd is en bij haar man woont, wanneer zij de belofte aflegt 11 en haar man hoort ervan en onderneemt niets, dan moet de belofte worden nagekomen. 12 Maar als hij er niet mee instemt op de dag waarop hij voor het eerst van de belofte hoort, dan vervalt deze en zal de Here haar vergeven. 13 Haar man mag dus instemmen of weigeren, 14 maar als hij op die bewuste dag er niets van zegt, stemt hij er stilzwijgend mee in. 15 Als hij langer dan een dag wacht en dan weigert in te stemmen met de belofte, zullen de strafbepalingen voor het niet nakomen van de belofte op hem van toepassing zijn: het is dan zijn verantwoordelijkheid.’ 16 Dit zijn de voorschriften die de Here Mozes gaf over de relatie tussen een man en zijn vrouw en een vader en zijn nog thuis wonende dochter.