Ieder deelt in hetzelfde lot
1Ook dit onderzocht ik grondig: het feit dat gelovige en wijze mensen afhankelijk zijn van Gods wil, niemand weet of hij liefde of haat zal ontmoeten. Men weet niets van tevoren. 2 Iedereen krijgt te maken met dezelfde ervaringen, of hij nu goed of slecht, godsdienstig of niet godsdienstig, werelds of gelovig is. 3 Ieder deelt in hetzelfde lot en dat lijkt onrechtvaardig. Daarom doen de mensen slechte en dwaze dingen en kiezen zij hun eigen onverstandige weg, want het ontbreekt hun aan hoop, het enige dat de toekomst hun brengt, is de dood. 4 Er bestaat alleen hoop voor de levenden. U kunt beter een levende hond dan een dode leeuw zijn! 5 Want de levenden weten tenminste dat zij op zekere dag zullen sterven. Maar de doden weten van niets, zij hebben geen loon meer te verwachten. Er wordt niet meer aan hen gedacht. 6 Wat zij tijdens hun leven deden—liefhebben, haten, benijden—is allang vergeten en zij hebben niets meer van doen met wat hier op aarde gebeurt.
7 Ga daarom maar gewoon door met eten en drinken en wees er blij mee, want zo heeft God het altijd al gewild. 8 Draag feestkleren en zorg dat u er goed verzorgd uitziet. 9 Geniet van een gelukkig leven met de vrouw van wie u houdt gedurende de dagen van uw voorbijglijdende leven, want dat komt u toe in dit leven, bij alle moeite die u zich op aarde getroost. 10 Benut alle mogelijkheden die je krijgt om iets te doen, want in de dood waar u naar toe gaat, bestaat geen werk, geen voorbereiding, geen weten en geen begrijpen.
11 Opnieuw keek ik over de aarde en ik zag dat de snelste man niet altijd de wedstrijd wint, dat de sterkste niet altijd als overwinnaar uit de strijd komt, dat wijze mensen vaak arm zijn en mensen met grote vaardigheden niet als vanzelfsprekend beroemd zijn. Alles komt neer op geluk, op het juiste moment op de juiste plaats zijn. 12 Een mens weet nooit wanneer hem iets zal overkomen. Hij is als een vis die in het net wordt gevangen en als een vogel die in een strik komt vast te zitten.
13 Bij het observeren van het menselijke maakte ook het volgende een diepe indruk op mij: 14 een klein stadje met slechts enkele inwoners werd belegerd door een koning met zijn leger. 15 In dat stadje woonde een wijze, arme man, die wist wat er moest gebeuren om de stad te redden, maar niemand dacht eraan hem om raad te vragen. 16 Toen besefte ik dat men de arme wijze veracht en niet naar hem luistert, ook al is wijsheid beter dan kracht. 17 Maar toch zijn de rustige woorden van een wijze man beter dan de kreten van een koning van dwazen. 18 Wijsheid is beter dan oorlogstuig, maar één dwaas bederft veel goeds.